Lijm is een stof die materialen met elkaar verbindt en daarbij zelf ook voldoende sterkte heeft. Een lijm gaat over van de vloeibare fase tijdens het verwerken naar een vaste fase tijdens de uithardingstijd. Een lijm bestaat uit een aantal grondstoffen waaronder een bindmiddel, een vloeistof en toeslagstoffen. Het bindmiddel bepaalt in hoge mate de eigenschappen van de lijm en is meestal synthetisch. De vloeistof heeft als functie om het vaste bindmiddel en de toeslagstoffen op te lossen tijdens het gebruik. Tijdens het uitharden van de lijm verdwijnt de vloeistof door verdamping in de lucht of door opzuiging van de ondergrond. De toeslagstoffen worden in heel kleine hoeveelheden toegevoegd om de lijm bepaalde eigenschappen te geven, zoals dikte, structuur en houdbaarheid.
THEORIE VAN HET LIJMEN
Figuur 1. Voorbeelden van lijmtoepassingen
Voor- en nadelen van lijmverbindingen
Voordelen lijmen:
Figuur 2. Goede spanningsverdeling bij gelijmde verbinding
Figuur 3. Lijmverbinding dicht af en voorkomt speetcorrosie
Nadelen lijmen:
Figuur 4. Aanhouden droog- of hardingstijd
Figuur 5. Lijmverbindingen zijn moeilijk losneembaar
Lijmhechting en lijmsamenhang
Een lijmverbinding bestaat uit een lijmlaag en twee te lijmen onderdelen. De sterkte van de lijmverbinding wordt beïnvloed door twee factoren:
Het is dus belangrijk om naast een goede keuze van de lijm er ook voor te zorgen dat de lijm goed aan de te lijmen oppervlakken zal hechten. In onderstaande figuur zien we de 3 schakels in een lijmverbinding:
Figuur 6. De schakels in de lijmverbinding
Lijmsamenhang (cohesie):
De samenhang van de lijm berust op de moleculaire en atomaire krachten in de lijm zelf. Een goede samenhang mag bij een lijm echter pas ontstaan, nadat een goede bevochtiging is verkregen. Met andere woorden, de lijm moet eerst aan de te lijmen oppervlakken hechten en mag pas daarna uitharden. Hierbij is het belangrijk dat in de lijm tijdens de verharding zo weinig mogelijk inwendige spanningen ontstaan tengevolge van krimpverschijnselen. Deze verlagen de uiteindelijke verbindingssterkte.
Deze krimpverschijnselen zijn meestal een gevolg van de doorharding van de lijm, de verdamping van eventuele vluchtige lijmbestanddelen en een verschil in temperatuur van de uitzettingscoëfficiënt van de lijm (warmuithardend) en het te lijmen materiaal.
Figuur 7. Cohesiekrachten van de lijm zelf
Hechting (adhesie):
Bij de hechting van een lijm op een oppervlak hebben we te maken met drie verschillende principes of een combinatie ervan. Dit zijn:- de mechanische verankering
Mechanische verankering:
Hierbij dringt de lijm in vloeibare toestand zodanig in de poriën van het te lijmen oppervlak, dat de lijm na de overgang in vaste toestand in de poriën van het lijmvlak verankerd blijft.
Figuur 8. Mechanische verankering van de lijm
De vermenging van de stoffen (diffusie):
De hechting kan in sommige gevallen eveneens voor een deel berusten op de vermenging van de lijm en het te lijmen materiaal, waarbij een verankering op basis van moleculen en atomen ontstaat.
Figuur 9. Diffusie van stoffen
Figuur 10. Verankering van atomen
Adsorptie:
Dit is een hechtingsverschijnsel van de lijm op het lijmvlak als gevolg van intermoleculaire krachten, die werken ter plaatse van het grensvlak. Deze vorm van adhesie speelt de belangrijkste rol bij het lijmen van metalen. Voorwaarden voor adsorptie is, dat het lijmmateriaal zo goed mogelijk in de oppervlakteonregelmatigheden kan dringen. Dit kan worden bevorderd door het oppervlak van het te lijmen materiaal voor te behandelen, bijvoorbeeld ontvetten, omdat hierdoor de bevochtiging van de lijm bevorderd wordt.
Hierdoor kan de lijm beter uitvloeien over het oppervlak. Ook de viscositeit van de lijm speelt hierbij een belangrijke rol, omdat deze bij een lage viscositeit voor een betere bevochtiging zorgt. Door de temperatuur te verhogen krijgen we dus meestal een betere bevochtiging, omdat de viscositeit lager wordt.
Figuur 11. Bevochtiging van de lijm op een oppervlak