Bij het thermische verzinken wordt het te behandelen object (staal) in zijn geheel ondergedompeld in een vloeibaar metaal.
Verzinken wordt uitgevoerd (afhankelijk van het proces) bij temperaturen van ca. 440 – 600 ºC. Het staal gaat daarbij een reactie aan met het zink, waarbij zink-ijzer legeringslagen gevormd worden. De bovenste laag bestaat meestal uit vrijwel zuiver zink (de samenstelling hiervan is dezelfde als die van het zinkbad), hetgeen een fraai glanzend uiterlijk heeft. Zink is een onedel metaal (onedeler dan staal), dat gemakkelijk reageert met stoffen in de atmosfeer (bv kooldioxide en zwaveldioxide), waardoor zinkzouten op het oppervlak worden gevormd (“witte roest”). Daarbij verdwijnt het glanzende uiterlijk na verloop van tijd. Vanwege het onedele karakter offert zink zich in corrosieve omgeving op en beschermt daarmee onbedekte plekken (beschadigingen, snij- en knipkanten) op het staal tegen corrosie.
De zinklaagdikte is o.a. afhankelijk van de samenstelling van het staal, de verblijftijd in het bad, de temperatuur en de samenstelling van het zinkbad.